1849 – “Ik heb ’t nog niet vergeten, dat hij mij, verleden jaar, in zijn zak wou stoppen en meênemen naar Spanje.”

Opmerkingen: Dit is een deel van een van de verhalen uit dit boekje dat de bekende stichtelijkheid in zich draagt en een perfect voorbeeld is van niet bij het verhaal passende plaatjes. Een situatie die alleen begrepen kan worden door het begrip van de duorol.

In het boekje wordt de Sint in twee verhalen vergeleken met een Jood (Smous) door zijn uiterlijk. Een bisschopsfiguur (zoals op de bij die verhalen horende afbeeldingen staat) zou een dergelijk vergelijk niet direct toestaan. Dit wil overigens niet zeggen dat er werkelijk (ook niet bij de volkse Sinter Klaas) een connectie is tussen Sinterklaas en een Joodse man of dat er sprake zou zijn van een afstamming of invloed. Terecht heeft men een dergelijk antisemitisme in de ban gedaan. Dit is veeleer gebaseerd op zijn oudere uiterlijk, ook met masker, zoals bijvoorbeeld hier. In dat verhaal komt deze vergelijking overigens niet voor. Een dergelijke aanduiding, maar ook een dergelijke uiterlijk, is ook beslist niet algemeen of dwingend.

In dit verhaal Schoen zetten in de vorm van klompjes onder de schoorsteen.

Hieronder nog bij de illustraties die specifieke teksten uitgelicht:


Plaat 1

“Eens zelfs verbeeldde hij zich dat hij boven in de lucht een wit paard zag, met een man er op, in een heel vreemde kleeding, zoo als op het dorp althans waar hij woonde door niemand werd gedragen. Duidelijk meende hij een rooden mantel met goud afgezet te zien, die door den wind heel wijd uitgespreid werd. Dat paard sprong en draafde, maar raakte volstrekt niet aan den grond, en toch hoorde hij ’t gehinnik en getrappel, net of ’t kort bij hem was.”

“O foei! Hij kon wel eens zoo boos worden, dat hij ons in zijn zak stopte, of onder zijn mantel nam, en met ons wegreed naar een vreemd land.”

“Ik heb ’t nog niet vergeten, dat hij mij, verleden jaar, in zijn zak wou stoppen en meênemen naar Spanje.”

“Eensklaps werd er heel hard aangebeld en een oogenblik later, liet zich het gerammel van een paar kettingen, in den marmeren gang, hooren, waardoor Margo eenigzins verbleekte. “Schrik maar niet!” zei Papa, “’t Is Sint Nikolaas. De goede heilige zal u geen kwaad doen. Maar ’t is vreemd, hij maakt meer geraas, dan anders zijn gewoonte is.”

“Wel drie avonden te voren, als zij naar bed gingen, zetten zij hun klompjes onder den schoorsteen, met wat hooi er in voor ’t paard van Sint Nikolaas, maar alle morgen weêr aan, als zij opstonden, vonden zij alles op zijn plaats, en net zoo als zij ’t neêrgezet hadden.

“En daarop ging hij onder den schoorsteen staan, en zong zoo hard als hij kon:

Sint Nikolaas goed heilig man,

Trek je beste tabberd an.”

“om op den heiligen te wachten, die voor brave kinderen gewoonlijk wat moois en wat lekkers, en voor de ondeugende een groote gard brengt.”

Plaat 2

In verhaaltje 2 gebeurt het volgende:

Vlak voor dat de Sint zich bekend maakt door de grijze mantel af te doen en zich in zijn bisschopskleding te laten zien, roept een van de dochters Jeannette,: “O foei, moet die smous hier wezen.”

Smous betekent Jood.

In die tijd gingen Joden vaak met koopwaar als marskramers van deur tot deur en hadden zij geen goede reputatie. Terecht wordt hierover tegenwoordig door de meeste mensen anders geoordeeld en is er voor antisemitisme geen plaats.

http://www.delpher.nl/nl/boeken1/gview?query=sint+nikolaas&coll=boeken1&identifier=X3ldAAAAcAAJ

Overigens valt hier het verschil op met plaat 1 waarbij gegrepen wordt naar een tussenvorm tussen de volkse Sinterklaas en de heilige bisschop. Op plaat 2 wordt duidelijk gekozen voor de heilige bisschopfiguur. Het feit is dat de mijter niet onder de grijze mantel zat en er in het hoofd van de schrijver tenminste toch sprake was van een meer volkse Sinterklaas dan die de tekenaar heeft weergegeven.

Plaat 3

Voor veel mensen is dit een schokkende plaat, die ook slecht begrepen kan worden omdat de duorol bij velen te weinig bekend is. Sint Nicolaas was vaak Zwart en had precies de rol die wij van Zwarte Piet kennen. Op dit plaatje staat hij afgebeeld als de bisschop, maar voert hij de rol uit van de Zwarte Klaas.

 

Plaat 4

Ook in dit verhaal wordt Sint Nikolaas vergeleken met een oude Jood met een slaapmuts op (door een kwajongen die helemaal geen zin heeft zich netjes te gedragen!)  en ook hier verschilt het beeld dat de tekenaar neerzet dus duidelijk van het beeld dat de schrijver beschrijft. Het is de duorol van Sinterklaas die begrepen moet worden om te kunnen begrijpen waar hier sprake van is.

 

Plaat 5

Deze plaat lijkt wel uit het boek te komen (sommigen geven dat aan, in ons voorbeeld komt het echter niet voor.(Het kan echter zijn dat dit toch niet klopt.) Het behoort bij het verhaal van de kwajongen Henri hierboven die de Sint laat struikelen. Zie plaat 4 . In deze plaat vraagt hij de Sint hiervoor om vergiffenis.  Dat helpt hem overigens niet om onder zijn straf uit te komen. Die straf leert hem echter wel een goede korporaal te worden die sneuvelt voor zijn land. Zo eindigt dit verhaal.

Plaat 6

 

Auteur: Schaick, van Cornelis
Jaar: 1849
Land(en): Nederland
Tekstbron:
  1. 1849 – “Sint Nikolaas-vertellingen voor de jeugd”

Kenmerken:
  1. Volkse Klaas/Volkse Sint Nicolaas
Illustratie:
  1. 1849 – plaat 1 Sint rijdt door de lucht. – Sint Nikolaasvertellingen (Van Schaick)
  2. 1849 – plaat 2 ‘k Heb het genoegen u den eerwaardigen Sint Nikolaas voor te stellen. – Sint Nicolaasvertellingen (Van Schaick)
  3. 1849 – plaat 4 Henri had aan het koord, waar Sint Nikolaas met den enen voet in verward raakte, getrokken. – Sint Nikolaasvertellingen (Van Schaick)
  4. 1849 – plaat 5 Door die openhartige gulle bekentenis dacht hij alles goed te zullen maken… – Sint Nikolaasvertellingen (Van Schaick)
  5. 1849 – plaat 6 …. een ogenblik daarna kwam er een digtgebonden mandje door den schoorsteen naar beneden. – Sint Nikolaasvertellingen (Van Schaick)