1830 – Nu zongen allen: Sint Nic’laas, Komt morgen weêr te paard!

Opmerking: In deze tekst Schoen zetten.


“De Sint Nicolaas-Avond.

Sint Nicolaas, die kindervriend,
Komt morgen weêr te paard.
Komt, broertjes! zusjes! komt nu stil
En vreedzaam bij den haard.

Gij weet, hij hoort niet gaarne twist,
Brengt ’t meeste aan ’t  zoetste kind.
Maar, die krakeelt, of stoutheid doet,
Wordt niet van hem bemind.

Ja, ‘k zou niet bang zijn, zeide Jan,
Als stond hij nu reeds hier.
Laat vreezen, die zijn straf verdient,
Mij doet zijn komst plezier.

Hij brengt mij regt veel lekkernij,
En appels, vol met geld
In ’t rond bestoken. O! hoe veel
Heb ik somtijds geteld!

Maar, wijl hij sprak, viel er iets om,
In eenen donk’ren hoek,
En Jantje kroop eerste weg,
Gooide, over ’t hoofd, een doek.

Zijn zusje zag des snoevers vrees,
En zei’: welnu, mijn Jan!
Gij vreesde niets;  een stok, die valt,
Daar beeft en schrikt gij van!

O neen! ik weet het, dikwijls was
Ik, in dit jaar, niet zoet;
Maar Sint Nic’laas, die kindervriend,
Is steeds op ons zoo goed!

Ik hoop, dat hij, ook nu dit jaar,
Mijn kwaad niet straffen wil.
Maar hij, die vreest voor hem, is dwaas.
Nu – zweeg de snoever stil.

Van schrik hersteld, kroop hij, nog bang,
En zachtjes naar den haard.
Nu zongen allen: Sint Nic’laas,
Komt morgen weêr te paard!

Sint Nicolaas! gij, goede man!
Brengt ieder jaar ons vreugd.
Wij zingen vrolijk van uw komst,
Die ons zoo regt verheugt!

Wij vullen ’t schoentje juichend vol,
En zetten ’t hoopvol neêr,
En morgen! morgen vinden wij
’t Voorzien van lekkers weêr!”

Auteur: Ockerse, Antoinette
Jaar: 1830
Land(en): Nederland
Tekstbron:
  1. 1830 – “Nieuwe gedichtjes en vertellingen voor kinderen”
Pagina: 52 t/m 54