1900 – De Zwarte Sinterklaas van de Veluwe

De Zwarte Sinterklaas van de Veluwe door Gait Mulder van Wessinge. (Wessinge is een gehucht op de Veluwe in Gelderland). De zwarte streep links is een “staart van uitgerafeld touw”, vergelijk hier het Monsterdier dat in Groningen beschreven wordt en ook de figuur van Harme Bevoort.

p. 459 van Friese Volksgebruiken..

Zulke Sinterklazen waren vaak met meer (zie ook de Zwarte Klazen die te Amsterdam rondgingen (Ter Gouw)

Zo’n figuur was vaak nogal vrijpostig naar vrouwen toe, in de vruchtbaarheids en huwelijkscultus goed te duiden gedrag.


DE VELUWSCHE SANTERKLOASKEERL

Op de Noorder- Veluwe, in de dorpen Doorn-
spijk, Wessinge" en Nunspeet, leeft nog iets
voort van den midwinter vruchtbaarheidsge-
bruiken in de merkwaardige geschenken, die
de Santerkloas daar brengt. Ge moet al weer
dezen Veluwschen Santerkloas niet getabberd
en gemijterd voorstellen als een waardige bis-
schopsfiguur. Laat ik u hem voorstellen met de
woorden van een geboren en getogen Wessinger
boer — Gait Mulder is zijn naam — die
Sinterklaas mij als volgt beschreef: „Veur
boord had hij groote wissen vlas an de bek
eplakt, een heele ouwe, greune van ouwerdom
en verdeukte hooge hoed op, soms een brille
op, groote waanten an de haanen, en een
matzak onder den naarm. Bie wieze van stok
hat hij een korte deele-bezem onder den
naarm. Een heele ouwe jas (die meestal van
een bevriende „meister" eleend warren) en
klompleersen an. 't Was wel geen waordige
uutbeeldinge van de goeie Sint, veural as hij
ook nog achter onder de jas uut een start had
van uutgereefeld touw en hum bovendien
zwart emaakt had mit potsmet." Bij de uitrus-
ting van Sinterklaas behoorde altijd een ram-
melende peerdenbongel en meestal een mand
vol echte dampende „peerdeviegen, zoo warm
oet den oven", waarmee hij verschillende bui -
ten gezette klompen „zegende".
Het is ook van beteekenis, dat deze Sinter-
klaas zich met „potsmet" d.i. met roeten ketel-
aanslag het gezicht heeft zwart gemaakt, zoö-
dat we hier een zoogenaamde zwarte klaas
zien optreden, waarvan ook in 17de eeuwsche
stukken herhaaldelijk melding wordt gemaakt.
Gait Mulder vertelde mij verder, dat soms
meer dan één Sinterklaas optrad, ook wel ge-
kleed met „wievegoed". Eens heeft zijn eigen
broer met „een tipmutse op, een rok an en
een tabakswisse achter de kiewen" voor vrou-
welijke Sinterklaas gespeeld. Hij had er de
harmonica bij voor de muziek. Trouwens de
Wessinger Sinterklaas had het op de vrouwen
altijd zeer ernstig voorzien en waar hij ook
maar een „deeren" zag, trachtte hij die te om-
helzen. Gelukte dat niet, dan gooide hij den
bezem achterna. Dit optreden van den ouden
Santerklaos leeft nog voort in het Veluwsch
gezegde, wanneer de meisjes wat erg druk hun
mondwerk roerden: „Stille maar deerntje, ie
bint vergeten, dat de Santerklaóskeerl je met de
bessem egooid hef."

GELDERSCHE KLAASKEERLS

Zooals reeds uit het voorgaande bleek, is er
zoowel in de Veluwsche kuststreek van de voor-
malige Zuiderzee als op de Waddeneilanden
tusschen den Sinterklaas en de huwbare
dochters altijd een zeer nauw verband geweest.
Hiervoor pleiten ook onze koek-vrijers en
-vrijsters! Niet het minst op het Groninger
boerenland, waar een zeer populaire Sinter-
klaaskoek, Oadam-in-Evo heet en de levens-
boom met den Midgardslang gekerstend werd
tot den paradijsboom met den slang der ver-
leiding. Dit alles wijst op vruchtbaarheidsge-
bruiken, welke wij overal in Europa tegen-
komen.

Wanneer we onze omzwerving op zoek naar
Sinterklaaskerels, die nog niet tot bisschop-
figuur gekerstend zijn, voortzetten, dan ont-
moeten we in de Neder-Betuwe o.a. in de
naaste omgeving van het stedeke Buren op
Sinterklaasavond nog vreemd toegetakelde
jongens, die rondzwalken en als „zwarte
klazen" met den rommelpot van hoeve tot
hoeve trekken, terwijl in den Gelderschen en
Overijselschen Achterhoek Sinterklaas ook nog
altijd een weinig statige verschijning is. Heu-
vel beschrijft hem in zijn mooie boek „Oud
Achterhoeksch Boerenleven het/ heele jaar
rond".

„Jan Klaos had een baard van spietkötte ge-
maakt, een wit kleed om en een hooge muts
op". Cato Elderink zegt in haar boek „Twen-
therlaand en leu en léven": „de enkele keer,
dat hij werkelijk in levende lijve optrad, was
het als een slordig vermomde gestalte in een
krang aangetrokken, d.w.z. binnenste buiten
gekeerde jas en gehuld in een wit laken." Ook
werd er niet van hem gesproken als van een
vromen heiligen man, maar als van „den keerl
dee van oavond wil kommen" en een heel
enkele keer hoorde zij Sinterklaas aanduiden
als „boozem keerl". Deze haam duidt op zijn
komst door den „boozem", de open schouw-
schoorsteen voor het vrij liggende houtvuur en
de directe weg van het huis tot den hemel.
Alles, wat met haard, vuur en schoorsteen in
nauw contact staat, was omgeven door een
waas van geheimzinnigheid en dat maakt het
ook verklaarbaar, waarom de zwarte schoor-
steenvegers in het volks- en kindergeloof een
merkwaardige rol hebben gespeeld.

bron1 tekstversie

bron2 p. 28/29 Hamer-Uitgave voor de Volksche
 Werkgemeenschap Dec 1940

bron3 p. 28/29 Hamer-Uitgave voor de Volksche
 Werkgemeenschap Dec 1940

Jaar:1900
Land:
  1. Nederland
Kenmerken
  1. Combinatie Heilige en Volkse Sinter Klaas (Duorol)
  2. Kettingen/ketenen
  3. Lawaai maken/Wild geraas/De boel op stelten zetten/Kloppen en Bonzen
  4. Meerdere klazen
  5. Roe/Gard/Gart
  6. Sinterklaas als schuinsmarcheerder
  7. Volkse Klaas/Volkse Sint Nicolaas
  8. Zak/korf/mand
  9. Zwart schmink