1792 – Elter, Geschwister und Gesinde bestreven sich um die Wetten den Kleinen, durch Mummereien Poldern und alle Alfanzereien unsers Knechts Ruprecht mit Furcht und Schrecken zu fullen, ehe sie ihnen den Himmel d.i. die Bescherungsstube aufthun.
1787 – … Bygeloovigheden… ten aanzien der kinderen overgebleeven…en voor het overige met onze Sint Nicolaasgrillen en dwaasheden overeenkoomen.
1931 – een representant van die dooden, en van den zwarten knecht (Ruprecht) zou dan hetzelfde gezegd kunnen worden, dit verklaart tevens zijn zwarte kleur. […] kaboutermannetjes.
1931 – Af en toe treedt Zwarte Piet als zelfstandige figuur op, evenals Ruprecht de knecht in Duitschland
1930 – Bij ons is er de Zwarte Piet uitgegroeid. Het woord nikker moet men niet misverstaan. Het betekent plaaggeest. Vgl. het Duitse necker.
1948 – Zwarte Piet: “Ik wist “t wel!,” roept hij. “U kan niet verdwalen, Sint! Maar de sneeuw viel zo dicht. Ik werd toch wel bang, Sint.”
1929 – Een bloot jongetje staat huilend van angst voor de zwarte schoorsteenveger aan de hand van zijn moeder. Duitsland
1853 – een met allerlei snakerijen gevuld korfje in de hand houdende, hebbende een hoed met vederen op het hoofd, welke vermomd persoon ook Bullebak (Popanz) genoemd wordt.
1850 – Buiten het vertrek horen wij een zwaren stap en eene grove stem. […] Het is een nagemaakte Sint-Nicolaas, een schrikbeeld…
1820 – Kindereter – dat Sint Nicolaas geschenken bragt en dat hij eenen straffen vent den Kinderëter vooruitzond om te zien of zij zich zoo wel gedragen hadden…
1860 – met de groote bisschopsmuts op het hoofd en voor het overige gehuld in een wollenkleed of in een beddelaken, vergezeld van zijnen minder heiligen dienaar, Pluto, Zwarteman, of knecht Ruprecht geheeten.”
1853 – Een reizende hansworst te paard of op klompen, een vervaarlijk spook met rammelende kettingen in den schoorsteen om de kleine kinderen bang te maken… (ook Popanz)
1849 – “Zonderlinge avonturen van den schout Klemm en zijn neef Tolle op hunne spoorwegreis naar den Bloksberg”
1849 – zoo als thans nog wel onverstandige lieden hunne kinderen met den bullebak, den zwarten man bang maken en naar bed jagen. Gij weet zelf wat voor fratsen met Sinterklaas worden uitgevoerd.
1844 – of liever sporen daarvan hebben nagelaten, bewijzen de St. Nicolaas-mannen, St. N. varkens, en ander bakwerk; maar ook het geraas maken
1823 – “Met een’ zwaren stap ging hij nu langzaam in de kamer, bleef voor de kinderen staan met ene lage baard, grooten neus en eene gard in de hand.
1840 – Pieterman…daar wij al deze namen gerust kunnen aanmerken als op den Duivel overgevloeid van de Huisgeesten
1840 – Zwarte Piet, Joost, Jochem, Oude Joost, Oude Jochem, Hans, Hansneef, Hansmichel, Joris op de Stelten, Heintje Pik, Oom Hendrik, Hein en Heintjeman
1840 – …en ziedaar de oorzaak, waarom de Duivel in het bijgeloof insgelijks met bespotting wordt bejegend.
1736 – “Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontes van alle volkeren der waereldt”
1736 – In Holland ziet men het gemeene volk eenigen tyd voor Kersmis byna eene volkomene mascarade aanrechten
1819 – als gij niet stil zijt, dan komt de zwarte man! Als gij het niet spoedig doet, dan zal St. Nicolaas u medenemen