Het Sinterklaasfeest is de laatste jaren helaas het lijdend voorwerp geworden van een verwoede cultuurstrijd en polemiek. Ook het sinterklaasjournaal, één van de meest veelbekeken programma’s op de Nederlandse tv, was aan grote veranderingen onderhevig. Uiteindelijk heeft de herkenbare ‘roetveegpiet’ het pleit gewonnen, waardoor naar mijn smaak de magie en de gezonde spanning bij de kleintjes deels verloren is gegaan. Hoe het ook zij, het is grappig om te bedenken dat de allereerste televisiesinterklaas, mijn opa was!
Mijn opa, net als ik Jan Gajentaan geheten en geboren in 1902, was vanaf de allereerste grote intocht in Amsterdam in 1934 betrokken bij de organisatie. Hij was toen een jonge dierenarts die vanwege zijn enthousiasme voor het verenigingsleven gevraagd was al lid voor het Initiatief Comité Amsterdam. Dit comité was opgezet door de Joodse Amsterdammer Maurits ‘Maupie’ de Hartogh, een flamboyante huisarts met zijn eigen eenmans politieke partij, met het idee de volgens Maupie toch wat saaie hoofdstad te verlevendigen met allerlei feestelijke activiteiten.
In dit comité dat regelmatig bijeenkwam om nieuwe activiteiten te bedenken, ontstond het idee voor een grote sinterklaasintocht. Veertig jaar later schreef mijn opa daarover het volgende in het blad Ons Amsterdam:
“Maar verreweg het grootste succes was ongetwijfeld het idee om Sinterklaas in de hoofdstad feestelijk in te halen. Ik herinner mij nog goed de vergadering in 1934, waarin Maupie met dit plan kwam. David Kouwenaar, journalist van de NRC, had hem op het idee gebracht en het plan werd met grote hilariteit ontvangen. Waarop de historische woorden van Maupie volgden: Of het wordt een enorm debacle of een enorm succes! Ik behoef u niet te vertellen wat het is geworden. Zo wist onze voorzitter een traditie voor Amsterdam op te bouwen die haar gelijke nimmer heeft gekend.”
Zo gezegd, zo gedaan en vanaf het begin was de sinterklaasintocht van het ICA een groot succes. De rol van de Sint werd met verve gespeeld door de destijds bekende acteur Eduard Verkade. Mijn opa speelde een bescheiden rol: als dierenarts organiseerde hij de schimmel voor de Sint en reed zelf tijdens de intocht op een paard erachteraan, mocht er iets mis gaan.
Alleen tijdens de bezetting staakte het ICA, met verschillende Joodse leden, de activiteiten. Er werd toen een intocht georganiseerd door de NSB. Direct na de oorlog, met hulp van het Canadese leger, was het comité weer present. Eén van de meest gerenommeerde leden, Jo Josephus Jitta, was omgekomen in het concentratiekamp; Maupie de Hartogh had dit overleefd, maar zou nooit meer de oude worden. Wel nam hij direct na de oorlog zijn plaats weer in als voorzitter van het comité.
Zo ging het comité weer verder met de sinterklaasintochten. In 1949 vond Eduard Verkade het tijd om van zijn acteurspensioen te genieten. Een andere bekende acteur, Paul Huf, nam de honneurs waar, maar dit werd geen succes. De goede man praatte zo ingewikkeld, dat de kinderen er geen snars van begrepen. Bij de vergadering waar deze mislukking werd besproken, viel het oog ineens op mijn opa. Hij had het juiste postuur voor een Sint. Als organisator van massale kinderfeesten in de hoofdstad namens het Oranje Comité, was hij gewend met grote groepen kinderen om te gaan. Hij was een geoefend ruiter en zoals een lid van het ICA olijk uitriep, als dierenarts kon hij het paard ook ‘repareren’, mocht er iets mis gaan. Ook Maupie stond erachter. ‘Nou, ik wil het wel voor een jaartje doen’, zei mijn opa.
Dat ene jaartje zouden er 13 worden: van 1950 tot en met 1962 was mijn opa de Amsterdamse Sint. Het begrip ‘landelijke intocht’ bestond nog niet, maar de Amsterdamse intocht werd gezien als de nationale. In de zomer van 1952 overleed Maurits de Hartogh, maar de traditie van de sinterklaasintocht werd in zijn geest voortgezet.
In Amsterdam was toen Arnold Jan d’Ailly de burgemeester, namens de PvdA (later partijloos). Net als mijn opa had d’Ailly uitstekende connecties met het Koningshuis. Vermoedelijk zijn ze samen op het idee gekomen om bij de intochten van 1952, 1953 en 1954, koningin Juliana met de prinsesjes Irene, Marijke en Margriet te laten verschijnen. Mede daardoor nam het festijn een grote vlucht: van ca. 200.000 toeschouwers langs de route, werden het er al snel 750.000 tot zelfs 800.000 in 1955. Een record dat nooit meer verbroken is.
Van die eerste televisie uitzending in 1952 moeten we ons niet te veel voorstellen. Er was nog maar één televisietoren, in Lopik, met een beperkt bereik. De meeste Nederlanders hadden nog geen tv. Volgens de commentaren in de krant was de uitzending rommelig, met een niet geïnspireerde commentator. Wie die prachtige intochten van begin jaren vijftig wil bekijken kan dan ook beter terecht bij het Polygoon journaal, waarvan de meeste te vinden zijn op YouTube. Deze bijvoorbeeld uit 1952, het jaar waarin de Sint ook voor het eerst op TV verscheen. Leuk detail voor mij is dat ik in het filmpje niet alleen mijn opa, maar ook mijn altijd enthousiaste oma zie staan, schuin achter koningin Juliana op de Dam.
Pas toen Mies Bouwman, later bekend als ‘vrouwtje Bouw’, de presentatie overnam en er geleidelijk ook meer tv’s in Nederland kwamen, werd de tv-uitzending van de intocht een succes. Zowel in 1961 als in 1962, verscheen mijn opa op tv met Mies Bouwman. In 1960 reed mijn opa ook de intocht van Amsterdam, maar de NTS (voorloper NOS) besloot toen de intocht in Rotterdam op tv uit te zenden, iets waarmee het ICA niet blij was.
Nog erger in de ogen van het ICA, werd het vanaf 1964. Het concept van ‘de landelijke intocht’ werd toen ingevoerd door de NTS, later de NOS. Nooit meer is de Amsterdamse intocht de landelijke (tv) intocht geweest. Mijn opa, in 1987 overleden, was hierover enigszins verbolgen. Veel verhaallijnen die we nu nog in het sinterklaasjournaal zien, zoals het kwijt zijn van het paard vlak voor de intocht, werden in de jaren vijftig al bedacht door het ICA in samenwerking met het Polygoon-journaal. Zij voelden zich beet genomen door de bobo’s van de televisie, die aan de haal gingen met het succesverhaal van de intocht.
Dit alles neemt niet weg dat ik natuurlijk reuze trots ben op mijn opa, de eerste televisiesinterklaas. Hij speelde die rol in een tijd, de jaren vijftig, dat er grote behoefte was aan een verbindend volksfestijn. Het waren de harde jaren van de wederopbouw en er was nog veel armoede. Maar één keer per jaar in november, bij de intocht van de Sint en zijn Pieten, was Nederland één. Oud en jong vierden vol overgave het prachtige, magische familiefeest.
Hoe je ook over de invulling van de Piet-figuur mag denken, het is triest dat dit prachtige familiefeest met eeuwenlange traditie onderwerp is geworden van polemiek en verdeeldheid. Laten we hopen dat we er ooit weer net zo onbekommerd van kunnen genieten als toen.