1957 – “Ach”, riep Pieter, “op de daken, wil ik wel eens grapjes maken. Lieve Sint, laat mij begaan. Iedere schoorsteen trekt mij aan. Als ik op het randje wiebel, krijg ik plotseling de kriebel. ‘k Voel dan dat ik brommen moet. ‘t Zit nou eenmaal in m’n bloed.”
1957 – “Nee juffrouw”, zei Pamperidas, terwijl hij achter de kachel uitkroop. “Ik kom de hoed terughalen.”
1948 – Zwarte Piet: “Ik wist “t wel!,” roept hij. “U kan niet verdwalen, Sint! Maar de sneeuw viel zo dicht. Ik werd toch wel bang, Sint.”
1866- Maar Vader dreigt, stil moet je wezen! “Ik zeg je, dat je vrede houdt!” […] Zoo aanstonds komt de Zwarte Man.”
1849 – plaat 6 …. een ogenblik daarna kwam er een digtgebonden mandje door den schoorsteen naar beneden. – Sint Nikolaasvertellingen (Van Schaick)
1849 – plaat 5 Door die openhartige gulle bekentenis dacht hij alles goed te zullen maken… – Sint Nikolaasvertellingen (Van Schaick)
1849 – plaat 4 Henri had aan het koord, waar Sint Nikolaas met den enen voet in verward raakte, getrokken. – Sint Nikolaasvertellingen (Van Schaick)
1849 – plaat 3 Daarop greep hij Alexander aan, lag hem over zijn knie en gaf hem zo’n duchtig pak slagen – Sint Nikolaasvertellingen (Van Schaick)
1849 – plaat 2 ‘k Heb het genoegen u den eerwaardigen Sint Nikolaas voor te stellen. – Sint Nicolaasvertellingen (Van Schaick)