1815 (1850) – waar meester elken morgen les kwam geven, en – soms zijns knorren – maar ook prenten en lekkers uitdeelde, als ’t Hantje Plus geweest was.

Opmerkingen: Voor de originele tekst scroll naar beneden.

De acht broers en zussen van de familie Beekhuis zijn rond de veertig-vijftig jaar als ze samen op bedevaart gaan naar hun geboortedorp: het Friese Garijp.

Ze woonden daar in de pastorie tot het overlijden van hun vader in 1815. Ze herinneren zich dat er lekkers werd uitgedeeld als het Hantje Plus was geweest. Dit is in 1850 opgetekend in hun familiealbum. Verder staat er niets bij maar het geeft aan dat er voor 1815 al sprake was van Hantje Plus.

Het kinderfeest dat eerst werd gevierd in de nacht van vrijdag op  zaterdag voor kerst, was toen waarschijnlijk nog niet verbonden aan het Sint Piterfeest te Grou waar we hem later wel terugzien.

Hantje Plus

Hantsjeplus

Accent: Hantsje’plus

Woordsoort: znw. naam

Uitspraak: hɔntsjəplös

Datering: 1856→

Varianten: HantsjeplúsAccent: Hantsje’plúsUitspraak: -plüsDatering: a. 1869→

Etymologie: van Friesplus, plús: uit Friespluk (stam van Friesplukken)?

1. denkbeeldig persoon die in de rogge huist en de kinderen die er in komen, bedreigt (kinderschrik in het korenveld, boeman).
2. kinderspeelgoed bestaande uit een stok van ca. 60 cm eindigende in een gaffel met daarin een wieltje.
3. kinderfeest dat voorheen gevierd werd in de nacht van vrijdag op zaterdag voor Kerstmis.

De gemeente was sints jaren herderloos, en alzoo de toegang tot de Pastorie[1] door huisbewaarders slechts bewoond, gemakkelijk te verkrijgen. Daarhenen nu wordt het welbekendebinnepad ingeslagen: Moeder door den jongste zoon ondersteund vóórop, de overigen bij paren naar ouderdom volgende… De statige trein is het hek genaderd. – Huis en tuin met plein daarvoor en boschje daarneven – ’t heeft alles uiterlijk nog dezelfde vorm en gedaante maar ’t schijnt kleiner geworden in ’t oog van wiens kindsche voorstelling een grooter dunk daarvan had doen bijblijven. Daarbinnen is op kleine verbeteringen na, ook alles onveranderd gelaten: nog diezelfde woon- en logeerkamer met het ruim vertrek daarachter, waar meester elken morgen les kwam geven, en – soms zijns knorren – maar ook prenten en lekkers uitdeelde, als ’t Hantje Plus[2] geweest was. Maar ook naarboven voelt men zich heengetrokken; en niemand betrad zeker zonder eerbied den drempel van het helder en vrolijk studeervertrek, waar de werkzame huisvader het beste deel zijns levens gesleten, zich zijner gewigtige bediening en der wetenschappen had toegewijd; waar tal van leerredenen was opgesteld en meer dan eene diep doordachte verhandeling of ander nuttig geschrift voor de pers gereedgemaakt. Wij sluiten dat heiligdom, en toeven op den properen zolder nog wat: dáár voor dat venster kende men vroeger eene tafel, waar lustigen knapen van het spelen verpoosden, maar niet altijd even lustig, aan de opgegeven taak van Latijn of Fransch en Duitsch ofwat het wezen mogt, zaten werken; en zoo dat hoekje klappen kon, het getuigde van menige zucht uit het diepst van den boezem geslaakt, haast zooals van Haren[3] het uitdrukte:

“o Moeilijk werk, benaauwden en pijnlijke uren!”[1] De pastoriewoning stond aan het Westereind, rechts van de kerk. Er staan nu twee bungalows.

[2] Hantje Plus was een kinderschrik, een personage van een kinderfeest op de zaterdag voor Kerst.

[3] Willem van Haren 1710-1768, grietman van Het Bildt. Dichtregel komt uit ‘Het Menschelijk leeven’ gepubliceerd in 1760.

Auteur: Beekhuis Albert
Jaar: 1815
Land(en): Nederland
Tekstbron:
  1. 1845-1884 (herinnering uit 1815) – Album van de Familie-Vereeniging Willem Beekhuis’
Pagina: 14