Opmerking: Met Nederduitsch wordt geduid op wat wij nu Nederlands zouden noemen.
“M. Het is Wintermaand; nu zal ’t Sinterklaas zijn.
K. Wie is Sinterklaas?
M. Daar is niemand, die Sinter-klaar hiet. ’t Is maar een dag, die men zoo genoemd heeft, en op welken men aan de kinderen, die zoet zijn, wat lekkers geeft, of Suiker-poppetjes, om op den schoorsteen te zetten, of wat ander speelgoed. En, s’avonds dan zijn al de winkels van de suikerbakkers, met kaarsjes verlicht, en met suiker-poppetjes opgeschikt. Zo Kareltje zoet is, zullen wij, dien avond, met hem gaan wandelen, om ’t hem te laten zien.”
Auteur: | Anoniem |
Jaar: | 1810 |
Land(en): | Nederland |
Tekstbron: | |
Pagina: | 34,35 |